Digital DOES, ofwel Joos van Barneveld, wilde de transitie maken van 2D naar 3D-werk. Via ons traject voor urban arts talent zette hij de stap van graffiti artist naar bredere contemporary artist.
De subsidieregeling Urban Arts Talent staat weer open! Dus lees hoe hij het aanpakte en vraag ook subsidie aan.
Het talentontwikkeltraject van DOES
Met subsidie via onze regeling Urban arts talent en begeleiding door kunstencentrum Signe (kuS) in Heerlen – een stad die bekendstaat om street art – richtte Digital DOES zich op drie doelen:
- Artistiek wilde hij onderzoeken of het mogelijk is om het DOES DNA zo door te ontwikkelen dat zijn handtekening of ziel herkenbaar blijft.
- Productioneel ging hij op zoek naar de grenzen van de afmetingen van nieuwe werken en materialen.
- Zakelijk wilde hij bekijken of een galerie bij hem past.
Zijn traject liep van april 2019 tot april 2020. Corona testte zijn flexibiliteit… DOES opende een galerie in zijn eigen atelier.
Zoals je in je filmpje vraagt: What makes you love the streets?
Ik ben al een tijdje bezig: in ’97 maakte ik mijn eerste werk met een spuitbus. Daarvoor tekende ik al veel en kreeg ik de affiniteit met de straat: het rauwe en anonieme – beetje stiekeme. Nog steeds roept de straat dat gevoel in me op, van exploreren, plekken ontdekken. Gisteren nog ben ik met een vriend naar een locatie geweest net over de grens in België. Ik vind het heel gaaf om in buitenlandse steden daar te werken waar toeristen niet komen. Niemand moet er last van hebben, natuurlijk. Nu ik veel tijd in de studio doorbreng blijven die uitstapjes belangrijk. Ik probeer dat straatgevoel te koesteren, voor mezelf en voor mijn fanbase.
Die basis neem ik nu mee de studio in en probeer ik daar vast te leggen. Werk op straat vergaat: een muur wordt afgebroken of schoongemaakt, werk verweert. En meestal zie ik werk dat ik tijdens reizen gemaakt heb nooit meer terug, ik hou alleen de herinnering en een foto over. Maar ik wil de experience vereeuwigen. Voor mijn video zijn we teruggegaan naar de plek waar ik ooit begon, daar heb ik fragmenten van mijn eigen oude werk van de muur afgebeiteld en meegenomen de studio in om te verwerken in nieuw 3D-werk.
Ik heb een bepaalde stijl en ik heb er lang aan gewerkt om dat DOES DNA te ‘waarborgen’, herkenbaar te maken. Het zit in lagen, schaduwen en contrasten. Het is een hele zoektocht geweest naar de juiste materialen. Alle elementen zijn nu goed zichtbaar in BRIQUE – een reeks urban sculptures. De kunst is nu dat mensen het verhaal erachter ook begrijpen. Daar heb ik het afgelopen jaar dus ook hard aan gewerkt, met visuals en interviews.
Voel je je ‘urban’ – is dat eigenlijk (nog) een aparte scene? En wat vind je van de term?
Zelf ben ik niet van de labels, maar ik kom niet onder termen uit als urban, graffiti of street artist. Wat ik doe heeft daar natuurlijk mee te maken: ik ben nog veel op straat bezig. Ik heb geen bezwaar tegen termen zolang ik kan werken zonder limits of gedwongen keuzes. Misschien val ik intussen ook onder het kopje contemporary artist, maar ook dat is weer een box, waar ik dus ook niet in wil. Wel hoor ik graag wat (kunst)critici van mijn werk vinden. Van een onderbouwde mening kan ik alleen maar beter worden.
Waardoor lukt jou wat heel veel mensen willen? En wat zou je anderen aanraden die ook verder willen komen?
Ik zit altijd vol ambitie om dingen te ontwikkelen. En voor alles wat ik in mijn hoofd heb, kijk ik welke mensen ik om me heen heb die kunnen helpen en daar ook plezier in hebben. Jules, bijvoorbeeld, van KuS, was elk moment bereikbaar.
Ik denk dat het een sterkte kan zijn om je goede en ook je zwakke punten te kennen. Ik heb bijvoorbeeld geen studie gedaan. Ja, ooit een vooropleiding kunstacademie, maar daar ben ik misschien 3 keer geweest want door al die aanwijzingen verloor ik focus. Voor mij werkt het beter zo, ieder moet dat voor zich uitvinden.
Hoe ervaart een begeleidende instelling zo’n traject?
Jules Beckers, van kunstencentrum Signe: “Al hebben we vaker met andere fondsen gewerkt, het Fonds voor Cultuurparticipatie was voor ons nieuw. Joos ging een pitch houden en ik ging mee. Ik had er wel vertrouwen in want hij is top en professioneler dan menig kunstenaar, toch was hij er natuurlijk zenuwachtig voor. Het ging ook om een substantieel bedrag. Maar het was zo laagdrempelig en de commissie was zo zorgvuldig, dat het eigenlijk van een leien dakje ging.
Als Kunstencentrum vonden we het begeleiden van dit traject een interessante aanvulling op onze activiteiten. Exposities in de galerie zijn achterhaald, we ondersteunen nu mensen en we faciliteren kunst in de openbare ruimte. Zoals onze ‘kweekvijver’ waarvoor elk half jaar een andere kunstenaar een object maakt voor op de fontein. Dat project is gekoppeld aan een school, waardoor je lokale verbinding krijgt. We hebben ontdekt dat het Fonds, ook door die laagdrempeligheid, dezelfde doelgroepen bereikt. Dingen op een andere manier mogelijk maken past goed bij ons.
Het zou nog een extra stimulans zijn als het Fonds naast de beurs ook een soort podium zou creëren, bijvoorbeeld in de vorm van een terugkomdag. We zouden graag gebruik maken van het netwerk dat er al is. Mensen delen vaak met plezier hun kennis en ervaring. Dat geldt voor mij en die energie zit ook in Joos. Het was heerlijk om samen te werken met iemand die zo enthousiast is.”
“Ik denk niet dat je het alleen kan. Als mensen niet willen helpen merk je dat wel, dan zoek je verder.”
Ik begon met een voetbalcarrière. Door blessures viel mijn droom aan duigen, dat voelde als een mislukking. Inmiddels snap ik dat heel veel wat ik als voetballer heb geleerd me nu van pas komt: doorzettingsvermogen, mensenkennis, inzicht. En ik heb een soort harnas: ik kan goed met kritiek omgaan, het stimuleert me om nog een tandje harder te werken, dat vind ik juist wel fijn. Doordat het voetballen zo afliep, ben ik nu extra gedreven. Nu móet het lukken. Ik denk ook dat dit me uiteindelijk beter ligt: ik wil me soms even terugtrekken in mijn studio en heb behoefte aan vrijheid.
In mijn wereld zijn geen regels, ligt alles nog open. Dan is het moeilijk om te kiezen. Doelen stellen heeft me daarbij geholpen. Vroeger had de graffiti scene juist allerlei ongeschreven regels. Ik ben zo ver gekomen juist doordat ik me daar nooit aan heb gehouden: ik ging op zoek naar ander materiaal, ik ging ook binnen werken.
Wat heeft de subsidie voor je betekend?
Vrij snel nadat ik die toegekend kreeg, wilde ik nieuwe paden inslaan. Daarbij had ik een actievere houding. Ik had de drang om op een art fair in Parijs te hangen, dus ben ik mensen gaan benaderen. Als eenling zonder connecties kom je daar niet, maar nu kon het. En er kwam een interview in een magazine voor graffiti en contemporary art. Het opzetten van een eigen galerie was iets dat ik zelf kon beslissen, maar dit waren belangrijke highlights die ik niet zelf in de hand had en waar ik heel veel aan had.
Wat komt hierna?
Ik ben een heel eind op weg naar een volgende stap. Ik wil mijn studiowerk weer naar buiten brengen, en dan liefst op grotere schaal. Zo ben ik bezig met een plan om een 5 meter hoog werk te maken met stenen en cement. Hier komen weer allemaal nieuwe dingen bij kijken: technische aspecten, en hoe je toestemming regelt voor zo’n groot werk. Ik denk niet dat ik al helemaal klaar ben om dit zelf te doen. De ervaring van Jules als architect zal hierbij heel goed van pas komen.
Je hebt altijd andere partijen nodig om verder te komen - daarnaast de onafhankelijkheid behouden is erg belangrijk voor me. Waar het vroeger alleen mogelijk was om via gevestigde galeries je werk te verkopen, biedt de online wereld nu veel nieuwe mogelijkheden. Dit heeft volgens mij de toekomst: mensen kopen online, ik kan online kleinschalige openingen houden met nieuwe werken. Ik heb ook het idee om naast mijn eigen werk dat van bevriende collega-artiesten te showen. Uiteindelijk zou ik het gaaf vinden om meer mensen toe te voegen aan het team dat ik samen met mijn vrouw Sanne heb opgebouwd, zodat we met elkaar aan grote projecten kunnen werken en het DOES DNA verder kunnen uitbouwen.
In deze reeks spreken we 3 urban artists die we steunden in hun ontwikkeling. Zij zijn ook benieuwd naar elkaars traject. Dit is wat ze van elkaar willen weten:
Rapper Pjotr vraagt DOES:
Hoe zag de begroting van jouw project eruit, waar besteedde je de subsidie vooral aan?
Het maken van goed beeldmateriaal, zoals een video, is altijd een behoorlijke investering. Daarnaast heb ik het besteed aan het maken van mallen en display-constructies voor het nieuwe werk en het uitvoeren van testen samen met experts. Tenslotte aanschaf van materiaal, epoxy is duur, en reizen: ik had expo’s in Parijs en Miami, daar moest ik niet alleen zelf heen, mijn werk moest ook verstuurd worden. De subsidie gaf de vrijheid om zaken uit te proberen die je anders niet zou uitproberen. Het was niet alleen een enorme motivatie, het was voor mij ook echt een basis om verder te kunnen komen.
Dansers Macy & Neha vragen DOES:
Welke obstakels kwam je tegen tijdens je traject?
Ik had een keer heel lang aan iets gewerkt, maar koos te goedkope epoxy. Zo leerde ik: je moet investeren in goed materiaal. Ik kan je vertellen dat het toen heel fijn was om afleiding te zoeken, dus ik ben weer even gaan tekenen en schilderen. Daarna pakte ik het weer op.
En ik had wereldwijd projecten gepland - het seizoen loopt altijd van april tot september. Maar door corona moest ik meer tijd in mijn studio doorbrengen en bouwen aan wat er nog lag, in plaats van reizen. Dat was uiteindelijk een voordeel, zo is mijn eigen galerie ontstaan in de helft van mijn atelier.
DOES vraagt Pjotr en Macy & Neha:
Zelf heb ik kunnen investeren in een show in Parijs: ik heb werk gemaakt dat ik daar kan verkopen en zo’n show levert zichtbaarheid op. Het kan ook in de soep lopen, maar het is wel realistisch dat hieruit weer wat nieuws komt. Hoe gaan jullie verder? Heb je zaadjes kunnen planten voor het vervolg?
De antwoorden hierop van Pjotr en van Macy & Neha lees je in hun interviews!