nl en

info@cultuurparticipatie.nl
030 - 233 60 30

Educatie Interview

De kunst van creativiteit

30 april 2018

Het gaat niet over een lesmethode, doorlopende leerlijn of stappenplan. Niet over leerdoelen en vooral niet over goed of fout. Maar waar gaat ‘Leren van kunst’ dan wél over?

“Hoe geef je als leerkracht de creativiteit en verbeeldingskracht van je leerlingen vleugels? Wat kun je van kunst leren over creativiteit? Wat betekent ‘creatief zijn’ eigenlijk? En waarom is het zo belangrijk?”, somt Olga Potters op. Samen met Suzan Lutke schreef zij een praktisch handboek voor leerkrachten in het basisonderwijs. Om door te bladeren, te bestuderen, in te schrijven en tekenen.

“Alles mag!”, zegt Olga lachend. “Het boek is echt een persoonlijk gebruiksvoorwerp. Om dat duidelijk te maken, is het speels vormgegeven door beeldend kunstenaar Edwin Smet. Ook hebben we ruimte gelaten voor aantekeningen en stellen we af en toe vragen, die leerkrachten zelf kunnen beantwoorden. Zoals: ‘Vind jij jezelf creatief? Noemen anderen jou creatief? Waarom wel of niet?’ Met ons boek hopen we leerkrachten te inspireren, informeren, uitdagen en verwarren. We vertellen niet hoe ze voor de klas moeten staan, maar geven ingrediënten waarmee ze zelf hun lessen kunnen vormgeven, zodat leerlingen de ruimte krijgen om hun creativiteit te ontwikkelen.”

“Niet alleen in de kunstlessen, maar de hele dag door”, vult Suzan aan. “Natuurlijk zijn kunstvakken bij uitstek geschikt om creativiteit en verbeeldingskracht te stimuleren, omdat ze om zintuiglijke ervaringen en persoonlijke betekenisgeving draaien. Maar in ons boek hebben we het over creativiteit als grondhouding, dus ook in de rekenles. Een open, niet-oordelende, vragende houding geeft ruimte om iets nieuws te laten ontstaan en dus aan creativiteit.”

Doorvertaling van onderzoek D21

Het belang van een open houding wordt gestaafd door D21, een groot Nederlands onderzoek naar cultuureducatie, 21e-eeuwse vaardigheden en schoolvisie in het basisonderwijs waarop ‘Leren van kunst’ is gebaseerd. Olga: “Het bijzondere aan dit onderzoek, waaraan ik zelf heb meegewerkt, is dat het een fundament legt voor de relaties tussen cultuureducatie, 21e-eeuwse vaardigheden en schoolvisie. Eerder zijn deze begrippen wel los in kaart gebracht, maar nu voor het eerst in samenhang met elkaar. De onderzoeksvraag was: ‘Hoe kunnen verschillende typen basisscholen via cultuureducatie aan 21e-eeuwse vaardigheden werken?’ Als je de resultaten van D21 goed leest, dan is het centrale antwoord op die vraag in één woord samen te vatten: openheid. Openheid om creativiteit te laten stromen. Je kunt creativiteit niet aanleren, maar wel laten groeien. Daarvoor is openheid van belang tussen alle partijen: directie, leerkrachten, leerlingen, ouders en de rest van de omgeving van de school.”

Het Fonds ondersteunde zowel het onderzoek D21, als de ontwikkeling van dit boek. Het Fonds vindt het waardevol dat de opbrengsten en resultaten uit het onderzoek D21 een praktische vertaling krijgen zodat ze op scholen en pabo’s kunnen worden gebruikt om leerkrachten te professionaliseren. Leerkrachten en toekomstige leerkrachten worden met de manual deskundig gemaakt als het gaat om het ontwerpen van het onderwijs en het centraal stellen van creativiteit in het onderwijs. Daarnaast krijgen leerkrachten tools aangereikt om de culturele ontwikkeling van leerlingen te meten en inzichtelijk te maken. Dit sluit aan bij de ambitie van Cultuureducatie met Kwaliteit om scholen eigenaar te maken van cultuuronderwijs.

In het boek geven de schrijvers, allebei voormalig leerkrachten, handvatten om die openheid te creëren. “Wij maken de omslag van ‘hoe creatief is deze leerling?’ naar ‘hoe is deze leerling creatief?’ Creativiteit is geen lineair leertraject waarin de leerling van A naar B gaat en de leerkracht hem de stappen aanreikt. Creativiteit zit in iedereen en gedijt heel goed bij ruimte en verbinding”, stelt Suzan. “Leerkrachten zijn vaak al hartstikke goed en enthousiast bezig met cultuuronderwijs, onderzoekend leren en 21e eeuwse vaardigheden, maar ze zitten nog steeds in een opbrengstgerichte afrekencultuur. Ik weet zeker dat veel leerkrachten niet warm worden van het leerlingvolgsysteem, maar het hoort er nou eenmaal bij. Ook leerlingen krijgen zo automatisch mee dat het niet gaat om het proces, maar om goed of fout. Terwijl het vooral zou moeten gaan om de beste versie worden van jezelf.”

Liefde voor de leerkracht

Als mooi voorbeeld daarvan noemt Suzan een training over muziekonderwijs vanuit creatief vermogen, die ze onlangs in Brabant aan basisschoolleerkrachten gaf. “Vals, rommelig en herrie. Zo omschreven zij de muziekstukken die hun leerlingen in alle vrijheid hadden gemaakt en vastgelegd met een smartphone. Tot ik ze vroeg om met een open houding, zonder oordeel, opnieuw naar de filmpjes te kijken. Toen zagen ze ineens hoe mooi het maakproces was en hoe leerlingen elkaar hielpen en samenwerkten. Dat gaf een verfrissend inzicht: als leerkracht hoef je eigenlijk niet meer te doen dan leerlingen de veiligheid en middelen bieden om zelf dingen uit te proberen.”

‘Leren van kunst’ is echt geschreven met liefde voor de leerkracht, benadrukt ze. “We begrijpen helemaal hoe hoog de werkdruk is en hoe groot de veranderingsgezindheid van de politiek. Maar als leerkrachten zichzelf meer ruimte gunnen, wordt hun vak een stuk leuker, denken wij. Ze kunnen leerlingen áltijd ondersteunen, ook als ze zelf niet helemaal zuiver zingen of perfect tekenen. Die verandering in denkwijze begint al op de pabo, waar studenten leren dat meetbare doelen en opbrengsten het allerbelangrijkst zijn. Dat is ook het systeem waarin ze zelf zijn opgegroeid. Om dit systeem los te kunnen laten, moeten zij leren vertrouwen op hun eigen professionaliteit.”

Olga werkte ruim twaalf jaar als onderbouwleerkracht op een basisschool met een zeer diverse leerlingenpopulatie. Met veel plezier en verbondenheid ontwierp en gaf ze onderwijs, waarbij ze de ontwikkeling van het totale kind in al zijn bijzonderheden probeerde te zien en te stimuleren. Na een studie onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht stuurde zij samen met een groep onderzoekers en onder leiding van lector Jeroen Lutters in samenwerking met Windesheim het D21-onderzoek inhoudelijk aan. Vervolgens maakte ze de overstap naar het lectoraat Kunst- en Cultuureducatie aan ArtEZ. In haar huidig werk als onderzoeker en docent komen haar expertises samen: kunst, onderwijs en onderzoek.

Suzan is musicus, muziekdocent en onderwijskundige. Muziek en onderwijs vormen de rode draad in haar loopbaan. Zij stond twaalf jaar voor de klas als muziek- en ckv-docent in het voortgezet onderwijs. Nu runt ze een eigen adviesbureau voor de kunst- en cultuursector en het onderwijs: Lutke Linkt. Hoe kun je je aanpassen aan veranderende tijden, of beter nog: hoe kun je helpen de nog zo onduidelijke 21e eeuw te helpen vormgeven door je onderwijs te vernieuwen? Suzan geeft presentaties, workshops, coacht en inspireert docenten en adviseert (kunst)onderwijsinstellingen bij curriculumveranderingen en de bouw van leerlijnen.

Toekomst van kunstonderwijs

Die ruimte betekent niet dat een bepaald kennisniveau niet handig en wenselijk is. Suzan: “Om de juiste vragen te kunnen stellen en goede ondersteuning te kunnen bieden, blijft kennis van kunstvakken, en dus professionalisering, belangrijk. Maar waar in de toekomst volgens mij nog het meest te winnen valt, is de samenwerking tussen leerkrachten en kunstenaars. Ik denk dat die twee elkaar enorm kunnen verrijken. Kunstenaars ademen creativiteit, omdat kunst in elke vezel van hun lijf zit. Als zij in de klas komen, gebeurt er iets extra’s. Ze kijken automatisch met een open blik en stellen andere vragen, zonder dat er antwoorden nodig zijn.”

Olga knikt instemmend. “Leerkrachten zijn sociaal weer heel sterk en weten goed wat leerlingen nodig hebben. Ze zijn gericht op het kind. Daar kunnen kunstenaars op hun beurt van leren. Mijn wens voor de toekomst is nog meer integratie tussen verschillende vakken, maatschappelijk thema’s en de omgeving van kinderen, zodat zij zich makkelijker en vol enthousiasme met een project verbinden. Een concentrisch curriculum dus, waarin thema’s als een geheel worden aangeboden en de leerling zijn eigen vaardigheden, maar ook zijn eigen creativiteit, steeds meer verdiept en ontwikkelt.”